Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar een te hoge waarde heeft toegekend aan de gebouwgebonden grond bij een clubhuis op een sportcomplex.

Belanghebbende, X, is een voetbalvereniging die eigenaar en gebruiker is van een clubhuis en gebruiker van drie voetbalvelden. De (drie) voetbalvelden liggen achter en naast het clubhuis. Het clubhuis ligt op een perceel grond waarop door de eigenaar, de gemeente, ten behoeve van X een recht van opstal is gevestigd. Clubhuis en voetbalvelden vormen samen één sportpark, maar worden voor de Wet WOZ beschouwd als twee verschillende objecten. In geschil is de WOZ-waarde 2017 van het clubhuis. De vraag is of de aanwezigheid van de voetbalvelden van invloed op is op de waarde van het clubhuis, zoals X stelt en de heffingsambtenaar betwist.

Hof Den Haag beslist dat de aanwezigheid van de drie voetbalvelden, ondanks dat deze voor de WOZ tot een andere onroerende zaak behoren, van invloed is op de waarde van het clubhuis. Daarom is er plaats voor een correctie op de van de totaalwaarde onderdeel uitmakende waarde van de gebouwgebonden grond. Uitgaande van deze beslissing komen partijen op de zitting, na onderling overleg, tot de conclusie dat de waarde dient te worden vastgesteld overeenkomstig het standpunt van X. Het hoger beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 26 april

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen