De heer X is vanaf 2005 eigenaar van een aantal panden. In april 2009 verkoopt X de panden voor € 3.650.000. In zijn IB-aangiften over 2005 tot en met 2009 waardeerde X de panden aanmerkelijk lager. Na een boekenonderzoek legt de inspecteur aan X navorderingsaanslagen op over 2005 tot en met 2009. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. Volgens Hof Den Haag maakt de inspecteur de door hem gestelde waarden aannemelijk. De inspecteur heeft de waarden zorgvuldig en in alle redelijkheid onderbouwd met behulp van de in het jaar 2009 gerealiseerde verkoopprijs en de gegevens van de Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed (IVBN) over de ontwikkeling van de woning- en winkelbeleggingsmarkt in de betrokken periode. X gaat in cassatie.
Advocaat-Generaal Niessen is van mening dat het hof gelet op het Chinese-potarrest (HR 12 juli 2013, nr. 12/02319, V-N 2013/36.24) terecht heeft beslist dat de inspecteur bij de waardering van de panden rekening mocht houden met de verkoopprijs daarvan in 2009. Ook de overige klachten falen volgens de A-G. Zo maakt het niet uit dat de inspecteur zich pas in de uitspraak op bezwaar heeft beroepen op de verkoopwaarde in plaats van op de oorspronkelijk aan de navordering ten grondslag gelegde WOZ-waarden. De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep van X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.20
Lees ook Thema: Box 3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 22 februari