Belanghebbenden doet aangifte IB/PVV voor de jaren 2013 tot en met 2015. De inspecteur stelt vermogensvergelijkingen en kasopstellingen op en constateert aan de hand daarvan dat belanghebbende in desbetreffende jaren grote contante bedragen op zijn privérekening heeft gestort en dat in die jaren sprake was van een negatief netto-privé. De inspecteur merkt het negatieve netto-privé aan als niet-aangegeven resultaat uit overige werkzaamheden en legt navorderingsaanslagen met een gecorrigeerd inkomen op. In geschil is onder andere de vraag of de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn vastgesteld.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt welke inkomenscorrecties voor 2013 tot en met 2015 in aanmerking genomen moeten worden. Zo ontbreken in het dossier de verschillende vermogensvergelijkingen die hij heeft opgesteld ter onderbouwing van de kasopstellingen. Ook maakt de inspecteur melding van derdenonderzoeken, maar ontbreekt de verslaggeving van deze onderzoeken. Het beroep van belanghebbende is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 11 november