Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X een aangifteverzuim heeft begaan. Een tijdens het aangiftejaar gedaan verzoek om een voorlopige aanslag maakt dat niet anders.

X verzoekt de inspecteur in november 2018 om een voorlopige aanslag IB/PVV over dat jaar aan hem op te leggen. X dient te laat de aangifte 2018 in. De inspecteur volgt de aangifte en legt daarbij een gematigde verzuimboete op. Het bezwaar tegen de boetebeschikking wijst de inspecteur af. X komt in beroep.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X een aangifteverzuim heeft begaan. De (onjuiste) veronderstelling van X dat hij met een verzoek om een voorlopige aanslag IB/PVV 2018 aan zijn aangifteverplichting voldoet komt voor zijn risico. X doet vergeefs een beroep op avas. Beroep is ongegrond.

Lees ook het thema De aangifteverplichting in de AWR.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 13

Algemene wet inzake rijksbelastingen 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 8

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 30 mei

26

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen