Aan X wordt een naheffingsaanslag parkeerbelastingen opgelegd. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk, maar vernietigt desondanks ambtshalve de aanslag. X gaat in beroep met de stelling dat het bezwaar wel ontvankelijk is en hij recht heeft op een bezwaarkostenvergoeding. Rechtbank Rotterdam verklaart het beroep wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk omdat de heffingsambtenaar de aanslag al heeft vernietigd. De rechtbank kent X wel een proceskostenvergoeding toe voor bezwaar en beroep (wegingsfactor 0,5).
Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank het beroep van X ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Het beroep bood namelijk de mogelijkheid dat de vergoeding voor de kosten van de bezwaarfase hoger zouden worden vastgesteld. X kon door het instellen van beroep in een betere positie komen. Gelet op de inhoud van het bezwaarschrift heeft de rechtbank terecht een wegingsfactor van 0,5 passend geacht voor de kosten van bezwaar. Het hof gaat voor de beroepsfase en de hogerberoepsfase uit van een wegingsfactor 1. Het hoger beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Algemene wet bestuursrecht 1:2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 4 mei