X geniet in 2018 een bijstandsuitkering en ontvangt dat jaar ook een nabetaling die betrekking heeft op de periode 1 juli 2015 tot en met 31 december 2018. Op 3 december 2018 herziet de gemeente de bijstandsuitkering. Gevolg is dat vanaf november 2018 maandelijks 6% wordt ingehouden op de bijstandsuitkering. Op 11 maart 2019 wordt het besluit van 3 december 2018 ingetrokken en wordt de bijstandsuitkering wederom herzien en teruggevorderd over de periode 1 februari 2018 tot en met 30 september 2018. De vordering bedraagt € 1440. X dient een gewijzigde aangifte ib/pvv 2018 in naar een verminderd belastbaar box 1 inkomen. De inspecteur behandelt de gewijzigde aangifte als verzoek om ambtshalve vermindering van de al opgelegde definitieve aanslag IB/PVV 2018. Het verzoek wordt afgewezen. In geschil is of dit terecht is.
Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant ligt het genietingsmoment van de nabetaling in 2018. Hoewel de periode waarover de bijstandsuitkering is herzien en teruggevorderd is gelegen in andere jaren, staat vast dat de nabetaling in dat jaar plaatsvond. De nabetaling is terecht in 2018 in de belastingheffing betrokken. Daarbij is terecht rekening gehouden met de door de gemeente verstrekte jaaropgave 2018. Daarin zijn de inhoudingen op grond van het besluit van 3 december 2018 al verwerkt. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.101
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 11 januari