X en haar echtgenoot worden verdacht van witwassen en het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften inkomstenbelasting. Bij een doorzoeking bij X worden bonnen aangetroffen voor aanzienlijke bedragen aan contante uitgaven van luxe artikelen en sieraden. De herkomst van een deel van de middelen om deze aankopen te doen zijn/blijven onbekend. Volgens de inspecteur is er daarom sprake van inkomsten uit een onbekende bron. X krijgt de in geschil zijnde navorderingsaanslagen IB/PVV 2009 tot en met 2014 opgelegd, omdat de vereiste aangiften niet zijn gedaan.
Volgens Rechtbank Gelderland is bij de besluitvorming in de bezwaarfase niet meer dan ondersteunende bijstand verleend door een ambtenaar die ook betrokken was bij het opleggen van de aanslagen. De uitspraken op bezwaar zijn dan bevoegdelijk genomen. De rechtbank beslist verder dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X en haar echtgenoot nagenoeg alle contante uitgaven hebben gedaan. Het vermoeden is gerechtvaardigd dat zij beschikten over een niet aangegeven bron van inkomen. Dit vermoeden is door X niet ontzenuwd. De vereiste aangiften zijn niet gedaan. X slaagt er niet in om overtuigend aan te tonen dat de aanslagen, die zijn onderbouwd aan de hand van de bevindingen van de FIOD te hoog zijn.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 10:3
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 1 december