Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de aan X opgelegde navorderingsaanslagen voor verzwegen buitenlands vermogen, voldoende voortvarend zijn opgelegd. Betreffende een aantal jaren heeft de inspecteur echter niet aannemelijk gemaakt dat X een te lage rendementsgrondslag heeft opgegeven. De boetes worden verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

Naar aanleiding van informatie uit het buitenland ontvangen verzoekt de inspecteur belanghebbende, X, herhaaldelijk om informatie betreffende (verzwegen) vermogen in Duitsland. Het betreft aangehouden bankrekeningen of depots bij de a-bank. X beroept zich op het nemo-tenetur-beginsel en beantwoordt de vragen niet. Gevolg zijn de in geschil zijnde navorderingsaanslagen ib/pvv voor de jaren 1997 tot en met 2000 en 2002 tot en met 2006, de aanslagen ib/pvv voor de jaren 2007 en 2008 en de navorderingsaanslagen vb voor de jaren 1998 tot en met 2000 met vergrijpboetes. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslagen ib/pvv 1997 en vb 1998 en de daarmee samenhangende boetebeschikkingen. De overige boetebeschikkingen worden verminderd naar 80% van de nagevorderde of meer verschuldigde belasting en de overige beroepen worden ongegrond verklaard. X gaat in hoger beroep.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de inspecteur het evenredigheidsbeginsel niet geschonden. De navorderingsaanslagen zijn met redelijke voortvarendheid voorbereid, vastgesteld en opgelegd. X heeft echter het bewijsvermoeden dat het in december 2003 en begin 2004 opgenomen geld (vanwege de bouw en inrichting van zijn nieuwe woning) ook op 1 januari 2005 of daarna nog tot zijn in box 3 te belasten vermogen behoorde, ontzenuwd. Dit brengt mee dat de inspecteur met de normale bewijsregels niet aannemelijk heeft gemaakt dat X een te lage rendementsgrondslag in de aangifte ib/pvv 2004 heeft opgenomen voor het einde van het kalenderjaar 2004, respectievelijk te lage rendementsgrondsagen heeft opgenomen in de aangiften ib/pvv 2005 tot en met 2008. De boetes worden, overeenkomstig het oordeel van de rechtbank, met 20% verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het hoger beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet inkomstenbelasting 2001 5.3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 3 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen