Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat Rijnvarende X premieplichtig is in Nederland omdat een Nederlandse bv exploitant van het schip is. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, woont in Nederland en is als Rijnvarende in loondienst werkzaam voor de Luxemburgse vennootschap H sa, op een in Nederland geregistreerd schip. In zijn aangifte ib/pvv voor het jaar 2012 maakt X aanspraak op vrijstelling van premieheffing volksverzekeringen. Volgens X is het schip aan H sa verhuurd en is deze laatste vennootschap de exploitant van het schip. De inspecteur verleent de vrijstelling echter niet. Het beroep van X tegen de aanslag ib/pvv 2012 wordt ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 6 december 2016, 15/01494, V-N Vandaag 2016/2754) heeft X niet aannemelijk kunnen maken dat de exploitant van het schip de Luxemburgse H sa is of dat sprake is van een andere buiten Nederland gevestigde exploitant. De inspecteur heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat F bv als exploitant moet worden aangemerkt en dat X premieplichtig is in Nederland. Van voor verrekening in aanmerking komende nageheven belasting bij H sa is volgens het hof geen sprake. Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet financiering sociale verzekeringen 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 november

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen