Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat Rijnvarende X in Nederland sociaal verzekerd en premieplichtig is voor de volksverzekeringen. Nederland is niet gebonden aan een door de Luxemburgse autoriteiten afgegeven E101-verklaring. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, Rijnvarende X, woont in de jaren 2010 tot en met 2013 in Nederland en werkt in loondienst voor een in Luxemburg gevestigde werkgever. X was die jaren werkzaam op een in Nederland geregistreerd binnenschip. Het schip wordt met winstoogmerk gebruikt in de Rijnvaart en is eigendom van E bv, gevestigd te Nederland. Aan X is door de Luxemburgse autoriteiten met dagtekening 10 maart 2006 een E101-verklaring afgegeven ingevolge de Verordening (EEG) 1408/71. X heeft voor de jaren 2010 tot en met 2013 aangifte IB/PVV gedaan, waarbij hij vrijstelling heeft gevraagd voor de premie volksverzekeringen. Van 1 januari 2010 tot en met 5 juni 2013 wordt deze vrijstelling niet verleend. In geschil is of dit terecht is.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2019/2937) stelt voorop dat X niet opkomt tegen het oordeel van de rechtbank dat hij in Nederland is verzekerd omdat de exploitant van het schip in Nederland is gevestigd. Het hof verwerpt de stelling van X dat ten onrechte premie voor de volksverzekeringen is geheven omdat de Luxemburgse autoriteiten hem een E101-verklaring hebben verstrekt. De Nederlandse autoriteiten zijn volgens het hof niet gebonden aan deze door Luxemburg afgegeven verklaring. De inspecteur moet, zoals hij ook heeft gedaan, de verzekeringsplicht aan de hand van de Rijnvarendenovereenkomst zelf onderzoeken. X krijgt wel schadevergoeding toegewezen vanwege overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het geschil.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet financiering sociale verzekeringen 1