De civiele kamer van de Hoge Raad oordeelt dat het niet voldoen aan de boekhoudplicht, en het niet voldoen aan de plicht tot het tijdig openbaar maken van de jaarrekening, een onbehoorlijke taakvervulling van het bestuur oplevert.

A bv wordt veroordeeld om € 92.000 aan W bv te betalen en € 21.000 aan C bv. De openbaarmaking van de jaarrekening van A bv heeft plaats op 28 februari 2005, terwijl dat op 1 februari 2005 had moeten gebeuren. A bv wordt vervolgens op 17 maart 2005 failliet verklaard. Z, de curator in het faillissement van A bv, is van mening dat belanghebbende, X bv, aansprakelijk is jegens de boedel van A bv voor het tekort in het faillissement. Volgens Z is er op grond van art. 2:248 lid 2 BW sprake van een onbehoorlijke taakvervulling van het bestuur, en wordt vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. X bv stelt dat er sprake is van een onbelangrijk verzuim, omdat de jaarrekening slechts 28 dagen te laat is gepubliceerd en W bv en C bv al sinds 2000/2001 geen zaken meer deden met A bv, zodat de jaarstukken met betrekking tot 2003 niet relevant zijn voor de keuze om geen zaken meer met A bv te doen.

De civiele kamer van de Hoge Raad oordeelt dat het niet voldoen aan de boekhoudplicht, en het niet voldoen aan de plicht tot het tijdig openbaar maken van de jaarrekening, een onbehoorlijke taakvervulling van het bestuur oplevert. De Hoge Raad overweegt hierbij dat het niet voldoen aan deze verplichtingen erop wijst dat het bestuur zijn taak ook voor het overige niet behoorlijk vervult. De Hoge Raad verwijst de zaak nog wel naar Hof 's-Hertogenbosch, om te beoordelen of er sprake is van een onbelangrijk verzuim.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal ondernemingsrecht, Civiel recht algemeen

Instantie: Hoge Raad (Civiele kamer)

Editie: 13 september

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen