Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de objectafbakening in het kader van de Wet WOZ van een scholencomplex onjuist is en vernietigt de beschikkingen.

X is eigenaar van een aantal schoolgebouwen, die verspreid liggen in Eindhoven. De heffingsambtenaar stelt de waarden naar waardepeildatum 1 januari 2015 vast op € 14.801.000 en € 15.912.00 en € 48.795.000. X komt in beroep, waarbij met name de objectafbakening in geschil is.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de objecten op de locaties A, B en C één object vormen voor de Wet WOZ. Volgens de rechtbank horen de objecten naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar. De rechtbank verwijst naar het Schiphol-arrest (ECLI:NL:HR:2003:AD6058, BNB 2003/270) en het arrest van 13 november 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BK3060, BNB 2010/12) en concludeert dat sprake is van één object. De rechtbank verwerpt de stelling van de heffingsambtenaar dat in het Schiphol-arrest sprake is van twee cumulatieve voorwaarden voor het bestaan van een samenstel in de zin van art. 16 aanhef en onder d Wet WOZ, te weten het onmiskenbaar vormen van een geografisch samenhangend geheel én het aanwenden voor één organisatorisch doel. Gelet op het Schiphol-arrest dienen de onderhavige beschikkingen en de aanslagen te worden vernietigd. De heffingsambtenaar kan vervolgens, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, een nieuwe beschikking geven, waarin de waarde van de juist afgebakende onroerende zaak wordt vastgesteld, en nieuwe aanslagen opleggen. De rechtbank kent X ook een schadevergoeding van € 500 toe wegens overschrijding van de redelijke termijn door de heffingsambtenaar.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 16 mei

22

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen