De heer X voldoet in 2011 op aangifte BPM voor een Hyundai Genesis 2.0T. Pas in 2014 maakt X bezwaar tegen de voldoening. Volgens de inspecteur is het bezwaar niet-ontvankelijk wegens de onverschoonbare termijnoverschrijding en het verzoek om teruggaaf wordt ambtshalve afgewezen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt dat beroep kennelijk niet-ontvankelijk c.q. ongegrond is, maar veroordeelt de inspecteur wel tot vergoeding van de immateriële schade (€ 2000), de proceskosten (€ 192) en het griffierecht (€ 87). Daarnaast moet de Staat een immateriële schadevergoeding betalen van € 1500. X gaat in verzet. De stukken van zijn gemachtigde die X op 'no cure no pay'-basis bijstaat, zijn dermate grievend dat deze buiten beschouwing worden gelaten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het ontbreken van het woord ‘kennelijk’ in het dictum niet kan leiden tot een gegrond verzet. In de overwegingen is namelijk wel steeds per onderdeel een ‘kennelijk’-oordeel gegeven. Het verzet van X is ook voor het overige ongegrond. In de verzetperiode is de redelijke termijn echter ook weer overschreden, zodat de Staat een immateriële schadevergoeding van € 500 moet betalen en X een proceskostenvergoeding van € 262,50 krijgt.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:54
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 3 februari