Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt, anders dan Rechtbank Noord-Nederland, dat de ondergrond van de berging en schuur deelt in de vrijstelling van de WOZ-waarde voor waterverdedigingswerken.

X is eigenaar van een woning. De woning is deels gelegen op een perceel, dat onderdeel is  van een waterverdedigingswerk. De heffingsambtenaar van de gemeente Waadhoeke stelt de WOZ-waarde vast op € 79.000. X voert in hoger beroep aan dat 23 m² grond die behoort tot de beschermingszone en de ondergrond van de berging en de schuur moeten worden vrijgesteld.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de 23 m2 grond die bij de beschermingszone hoort, niet is vrijgesteld. Alleen het dijklichaam zelf is een waterverdedigingswerk als bedoeld in art. 2 lid 1 aanhef en onderdeel f, van de Uitvoeringsregeling (zie HR 10 november 2017, nr. 17/01579). Het hof verwerpt de stelling van de gemeente dat het Wetterskip daar niet het feitelijk beheer voert. Niet valt in te zien waarom het niet mogelijk is werkzaamheden te verrichten aan de ondergrond van een opstal. De berging en schuur dienen volgens het hof ook niet tot woning. Dat een deel van de onroerende zaak dienstbaar is aan delen waarin daadwerkelijk wordt gewoond, brengt niet mee dat dit deel dient als woning in de zin van de Uitvoeringsregeling. Een uitzondering op de uitzonderingsbepaling moet restrictief worden uitgelegd. Het hof vermindert de waarde tot € 71.000. Het hof past daarbij de grondstaffel toe. Volgens het hof heeft de heffingsambtenaar met de vermindering van de waarde van de schuur tot € 1.000 ook niet aannemelijk gemaakt dat voldoende rekening is gehouden met de aanwezigheid van asbest in de schuur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 23 september

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen