Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het in strijd met het EU-recht is dat Duitsland geen vrijstelling verleent voor de inkomsten van Radgen uit Zwitserland. De vrijstelling zou namelijk wel worden verleend als Radgen zijn activiteit zou hebben uitgeoefend in dienst van een Duitse publiekrechtelijke rechtspersoon.

De heer Radgen heeft de Duitse nationaliteit en werkt in Duitsland. In 2009 verricht Radgen, als nevenberoep, een onderwijsactiviteit in een publiekrechtelijke instelling in Zwitserland. De Duitse fiscus betrekt de beloning in de belastingheffing, na aftrek van de Zwitserse bronheffing. Radgen is het daar niet mee eens. Hij stelt dat hij recht heeft op de vrijstelling die in Duitsland geldt voor inkomsten uit een bijkomende beroepsactiviteit als trainer, leerkracht, opvoeder, verzorger of vergelijkbare activiteiten die als nevenberoep worden uitgeoefend in dienst of in opdracht van een publiekrechtelijke rechtspersoon die is gevestigd in een EU-lidstaat of in een EER-staat. De Duitse rechter heeft een prejudiciële vraag in deze zaak gesteld.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het in strijd met het EU-recht is dat Duitsland geen vrijstelling verleent voor de inkomsten van Radgen uit Zwitserland. Het Hof van Justitie EU overweegt daarbij dat deze vrijstelling wel zou worden toegekend als Radgen zijn activiteit zou hebben uitgeoefend in dienst van een Duitse publiekrechtelijke rechtspersoon, of een publiekrechtelijke rechtspersoon van een andere EU-lidstaat of een andere EER-Staat. Het Hof van Justitie EU stelt daarbij vast dat er sprake is van een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling die in strijd is met art. 9 lid 2 van bijlage I bij de Overeenkomst tussen de EU-lidstaten en Zwitserland over het vrije verkeer van personen.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 23 september

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen