De geheimhoudingskamer van Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat overleg tussen de FIOD en de Belastingdienst aangemerkt kan worden als intern beraad.
X komt in beroep tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting. De inspecteur dient de stukken in, maar beroept zich voor 17 bijlagen op art. 8:29 Awb.
De geheimhoudingskamer van Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat overleg tussen de FIOD en de Belastingdienst aangemerkt kan worden als intern beraad. Bij de beoordeling of het beraad en/of overleg een intern karakter heeft moet worden uitgegaan van de organisatie van de Belastingdienst in zijn geheel, zoals beschreven in art. 3 Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003.
Het uitwisselen van stukken tussen (ambtenaren die optreden namens) de inspecteur en (ambtenaren van) de FIOD kan daardoor, in het kader van de toets of geheimhouding dan wel beperkte kennisneming gerechtvaardigd is, als een interne uitwisseling van stukken worden beschouwd. Voor deze stukken kan de inspecteur dan ook een beroep doen op art. 8:29 Awb. Anders dan X stelt volgt uit HR 25 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:995, V-N 2021/28.20 niet dat de FIOD is te vereenzelvigen met de inspecteur zodat eventuele strategische informatie-uitwisseling of intern beraad tussen de inspecteur en de FIOD niet onder de geheimhouding van art. 8:29 Awb kan vallen. De geheimhoudingskamer oordeelt echter dat de inspecteur ten onrechte ervoor heeft gekozen de gehele stukken geheim te houden. De rechtbank oordeelt dat er een goed en minder vergaand alternatief voorhanden is en draagt de inspecteur op de stukken alsnog te overleggen met doorhaling van de tekstdelen die zien op intern beraad of intern strategisch overleg. Daarbij dient de aard, de context en de omvang van de stukken duidelijk te zijn voor X.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Algemene wet bestuursrecht 8:29
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 23 januari