Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank terecht voorbij is gegaan aan het aanbod van de heer X om hem als getuige onder ede te horen. Er is namelijk geen wettelijke voorziening die het horen van een partij als getuige mogelijk maakt.

De heer X is werkzaam bij Stichting A. In zijn IB-aangifte over 2011 claimt X een persoonsgebonden aftrek van in totaal € 30.970. Daarvan heeft € 12.379 betrekking op specifieke zorgkosten en € 18.591 op scholingsuitgaven. Het grootste deel van die kosten en uitgaven is volgens X contant in het buitenland betaald. In geschil is of dat deel terecht door de inspecteur is gecorrigeerd. Volgens Rechtbank Den Haag is het beroep van X in zoverre ongegrond. De buitenlandse kosten en uitgaven maakt X – ondanks de aanwezigheid van betalingsbewijzen – niet aannemelijk. Zo is het onwaarschijnlijk dat X de kosten van zijn ziekenhuisopname aldaar contant zou hebben betaald, Dit heeft ook te gelden ten aanzien van de kosten voor zijn promotieonderzoek. De aanslag wordt verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.116. X gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank terecht voorbij is gegaan aan het aanbod van X om hem als getuige onder ede te horen. Er is namelijk geen wettelijke voorziening die het horen van een partij als getuige mogelijk maakt (zie HR 9 augustus 2013, nr. 13/00078, V-N 2013/37.9). Voor het overige wordt het beroep van X onder overneming van de door de rechtbank gebezigde gronden ongegrond verklaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.27

Wet inkomstenbelasting 2001 6.17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 3 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen