Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X recht heeft op een proceskostenvergoeding na de intrekking van het hoger beroep door de inspecteur.

De inspecteur stelt hoger beroep in tegen de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 november 2018, BRE 17/4818. Per brief van 22 februari 2019, ingekomen bij het hof op 8 april 2019, trekt de inspecteur het hoger beroep in. Op 9 april 2019 verzoekt X om een vergoeding van de kosten van het verweerschrift dat zij op 26 maart 2019 heeft ingediend.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X recht heeft op een proceskostenvergoeding na de intrekking van het hoger beroep door de inspecteur. Op het moment dat de griffier X op de hoogte stelde van de intrekking van het hoger beroep had X al een verweerschrift ingediend. Een dag na de mededeling van de intrekking door de inspecteur heeft X een proceskostenvergoeding gevraagd. Dit is binnen de termijn van zes weken die hiervoor geldt (zie art. 8:118 lid 3 juncto art. 6:7 Awb). Het hof stelt de vergoeding vast op € 525.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:118

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 29 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen