Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar na de eerste legesfactuur niet opnieuw leges mocht heffen.

Belanghebbende, X, vraagt een vergunning aan voor de bouw van een nieuwe opslaghal en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. De heffingsambtenaar van de gemeente Veldhoven heft op 17 augustus 2017 een legesbedrag van € 10.334,47. Twee weken later maakt de heffingsambtenaar met een aanvullende factuur aan X kenbaar dat de leges niet € 10.334,47, maar € 13.251,71 bedragen. De heffingsambtenaar stelt dat hij wegens een fout in eerste instantie tot een laag bedrag heeft geheven.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar na de eerste legesfactuur niet opnieuw leges mocht heffen. Met de eerste aanslag heeft de heffingsambtenaar zijn bevoegdheid tot het opleggen van een aanslag voor de vergunningverlening uitgeput. Aanvullende legesheffing is alleen mogelijk als aan de voorwaarden voor navordering wordt voldaan en dat is volgens de rechtbank niet het geval. De heffing was niet minimaal 30% te laag, zodat art. 16 lid 2 onderdeel c AWR niet van toepassing is. Ook is geen sprake van een fout die voor X redelijkerwijs kenbaar is. Het verschil tussen de bedragen is niet dusdanig dat voor X duidelijk had kunnen of moeten zijn dat in eerste instantie te weinig is geheven. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond en vernietigt de tweede legesfactuur ter grootte van € 2.917,24.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 19 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen