Advocaat-generaal Wattel concludeert dat de voor de toepassing van art. 13 EG-verordening 883/2004 geschreven regularisatieprocedure niet voor Rijnvarenden geldt. De toepassingsregels zijn dan ook niet van toepassing op X.

Aan X is door de Luxemburgse autoriteiten een E101-verklaring afgegeven, waarin staat dat X is onderworpen aan de Luxemburgse sociale zekerheidswetgeving. Deze verklaring geldt met ingang van 1 januari 2004 voor onbepaalde tijd. In zijn IB-aangiften 2011 -2013 verzoekt X om PVV-vrijstelling. Op verzoek van de inspecteur verklaren de Luxemburgse autoriteiten in 2016 de E101-verklaring, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007, ongeldig. De Svb legt vervolgens diverse A1-verklaringen af, waarin steeds staat dat de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving van toepassing is op X over de periode 1 januari 2011 - 31 december 2013. Volgens de inspecteur heeft X dan ook geen recht op de gevraagde premievrijstelling. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X verzekerings- en premieplichtig is in Nederland, omdat het hof is gebonden aan de door de SVB afgegeven A1-verklaringen. Omdat X van het kastje (fiscus) naar de muur (Svb) wordt gestuurd, staat het hof wel verrekening van Luxemburgse sociale verzekeringspremies toe. X en de staatssecretaris gaan in cassatie.

Advocaat-generaal Wattel concludeert dat X kennelijk de voor de toepassing van art. 13 EG-verordening 883/2004 geschreven regularisatieprocedure ex art. 16 EG-toepassingsverordening 987/2009 toegepast wil zien. Aangezien art. 13 EG-verordening 883/2004 niet voor Rijnvarenden geldt, zijn de toepassingsregels ook niet van toepassing. Verder is de mogelijke onzekerheid die regularisatie zou moeten wegnemen volgens de A-G al weggenomen door de eenduidige aanwijzing van de scheepsexploitantstaat in art. 4 Rijnvarendenovereenkomst. Dit is verder ook niet van belang, omdat de uitkomst alleen maar kan zijn dat Nederland exclusief bevoegd is. Over de verrekening van de Luxemburgse sociale verzekeringspremies merkt de A-G op dat op X de last rust om de omvang, de betaling en de vergelijkbaarheid te bewijzen. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep van X ongegrond te verklaren en het cassatieberoep van de staatssecretaris gegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 10 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen