Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de rechtbank niet verplicht was om de overschrijding van de redelijke termijn ambtshalve te onderzoeken. X bv krijgt thans alsnog een immateriële schadevergoeding van € 2000.

Aan X bv is in 2014 een BPM-naheffingsaanslag opgelegd. Na bezwaar is deze aanslag vernietigd. Volgens Rechtbank Gelderland is het beroep van X bv ongegrond. X bv gaat via haar gemachtigde in hoger beroep, maar deze wordt wegens onnodig beledigend taalgebruik van deelname uitgesloten.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank niet verplicht was om de overschrijding van de redelijke termijn ambtshalve te onderzoeken. Bij de rechtbank had X bv er dus expliciet om moeten verzoeken. In de bezwaarfase is de redelijke termijn met afgerond 22 maanden overschreden, zodat de inspecteur alsnog € 2000 aan X bv moet vergoeden. Het beroep van X bv is in zoverre gegrond. X bv krijgt ook een proceskostenvergoeding van in totaal € 1048 en een vergoeding voor de griffierechten.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet bestuursrecht 8:76

Algemene wet bestuursrecht 25

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 10 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen