Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat er in 2010 geen sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. De resultaten van latere jaren mogen hierbij worden meegewogen.

De heer X start eind 2009 met steun van het UWV een handel in auto-accessoires. In 2010 ontvangt X eerst een WW-uitkering. In augustus 2010 treedt X in dienstbetrekking en moet hij vanwege een non-concurrentiebeding zijn handelsactiviteiten staken. Het dienstverband is echter na één jaar beëindigd. In geschil is of de handelsactiviteiten in 2010 een bron van inkomen zijn en meer in het bijzonder of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Volgens Rechtbank Gelderland is er geen bron van inkomen. X gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er in 2010 geen sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Er is namelijk slechts één kleine betaalde transactie geweest. In 2011, 2012 en 2013 is voorts geen omzet behaald en de som van de omzetten van 2014, 2015 en 2016 (eerste kwartaal) is nog steeds lager dan de in 2010 opgevoerde aanloopkosten. Deze feiten mogen worden meegewogen of er in 2010 een bron van inkomen is (verg. HR 24 juni 2011, nr. 10/01299; V-N 2011/32.10). Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 17 januari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen