Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het verzet van X bv gegrond, omdat de uitspraak op bezwaar per post verzonden had moeten worden en er geen bewijs van verzending is.

Aan X bv is een naheffingsaanslag accijns, alsmede een boete opgelegd. De uitspraak op bezwaar is door de inspecteur op 29 april 2021 per e-mail naar de voormalige adviseur gestuurd. In de e-mail staat dat de uitspraak op bezwaar ook per post wordt verzonden. X bv stelt de uitspraak op bezwaar niet per post ontvangen te hebben. Volgens X bv is haar voormalig adviseur pas op 4 januari 2022 per e-mail bekend geworden met de uitspraak op bezwaar. Het op 25 januari 2022 bij de rechtbank ontvangen beroepschrift is zonder zitting kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. X bv gaat in verzet.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het verzet gegrond, omdat de uitspraak op bezwaar per post verzonden had moeten worden (zie HR 25 mei 2018, 17/02663, V-N 2018/29.6) en er geen bewijs van verzending is. Het eindoordeel staat dus niet buiten redelijke twijfel vast. Het onderzoek wordt hervat en X bv krijgt een proceskostenvergoeding van € 875.

Lees ook het thema Beroep: rechtsbescherming door de belastingrechter.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:54

Algemene wet bestuursrecht 6:8

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 8 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

351

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen