De Hoge Raad oordeelt dat in het midden kan blijven of en onder welke voorwaarden het bijzondere rechtsmiddel van herziening kan slagen. Inhoudelijk zijn namelijk geen feiten of omstandigheden gesteld, die tot een herziening kunnen leiden. Het verzoek wordt afgewezen.

Aan X is een MRB-naheffingsaanslag, alsmede een verzuimboete opgelegd. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is de inspecteur in het gelijk gesteld. In cassatie wraakt X vergeefs (tweemaal) de drie raadsheren, Haar cassatieberoepen zijn vervolgens zonder motivering kennelijk ongegrond c.q. niet-ontvankelijk verklaard (art. 80a Wet RO), zie HR 9 april 2021, 19/01921, V-N 2021/20.24.1 en HR 9 april 2021, 19/01924, V-N 2021/20.24.2. X verzoekt thans om herziening van de eerste wrakingsbeslissingen. In die procedures had zij met name geklaagd over het feit dat die raadsheren haar zaken structureel zonder motivering afdoen.

De Hoge Raad oordeelt dat in het midden kan blijven of en onder welke voorwaarden het bijzondere rechtsmiddel van herziening kan slagen. Wat X namelijk ten grondslag heeft gelegd aan haar verzoek betreft onmiskenbaar geen feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de wrakingsbeslissingen en die bij haar daarvóór niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. Haar verzoek wordt daarom afgewezen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 29

Algemene wet bestuursrecht 8:119

Algemene wet bestuursrecht 8:18

Algemene wet bestuursrecht 8:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 27 december

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen