Hof Den Haag oordeelt in navolging van de rechtbank dat de inspecteur terecht de voorbelasting die X op haar aangiften heeft vermeld, niet in aftrek heeft toegelaten. Er zijn geen facturen overgelegd en ook anderszins is niet aannemelijk gemaakt dat de door X op haar aangiften vermelde voorbelasting juist is. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, X, is een commanditaire vennootschap die zich bezighoudt met zakelijke dienstverlening op het fiscale vlak. X heeft facturen uitgereikt en daarop omzetbelasting in rekening gebracht. X heeft niet tijdig aangiften ingediend. De inspecteur heeft daarom aan X aangiftebiljetten omzetbelasting uitgereikt. Met name is in geschil of X met facturen als bedoeld in art. 15 Wet OB 1968 aannemelijk heeft gemaakt recht op aftrek voorbelasting te hebben.
Hof Den Haag (MK I, 11 juli 2017, BK-16/00487, BK-16/00488 en BK-16/00489, V-N Vandaag 2017/1728) oordeelt in navolging van de rechtbank dat de inspecteur terecht de voorbelasting die X op haar aangiften heeft vermeld, niet in aftrek heeft toegelaten. Volgens het hof moet X het door haar geclaimde recht op aftrek van voorbelasting staven met facturen. Er zijn geen facturen overgelegd en ook anderszins is niet aannemelijk gemaakt dat de door X op haar aangiften vermelde voorbelasting juist is. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema Recht op aftrek van de btw; wanneer en hoeveel?
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 25 september