Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de gemeente terecht een aanslag OZB gebruikersbelasting heeft opgelegd aan X bv, hoewel het pand voor een groot deel feitelijk niet wordt gebruikt.

Belanghebbende, X bv, heeft een overeenkomst gesloten met een organisatie voor leegstandsbeheer en deze organisatie heeft voorafgaande aan de toestandsdatum 1 januari 2014 een bruikleenovereenkomst gesloten met een ondernemer. De ondernemer heeft op 1 januari 2014 twee ruimtes van de onroerende zaak in gebruik.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de gemeente terecht een aanslag OZB gebruikersbelasting heeft opgelegd aan X bv, hoewel het pand voor een groot deel feitelijk niet wordt gebruikt. De rechtbank stelt voorop dat het pand terecht is afgebakend als één WOZ-object, nu daarin geen zelfstandig bruikbare gedeeltes als bedoeld in art. 16, aanhef en onderdeel c Wet WOZ zijn te onderscheiden. Nu twee ruimtes van het pand op 1 januari 2014 in gebruik zijn bij de ondernemer met wie een bruikleenovereenkomst is gesloten, is terecht een aanslag OZB gebruikersbelasting opgelegd. Omdat sprake is van één onroerende zaak en een gedeelte van die onroerende zaak in bruikleen is gegeven, wordt daarmee de onroerende zaak in zijn geheel gebruikt. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220a

Wet waardering onroerende zaken 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 19 november

36

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen