Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X met haar keerbewegingen gebruik heeft gemaakt van de haven in de gemeente Meppel. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, is een VOF. Zij is eigenaar van een containerschip dat in de periode van 18 februari 2012 en 3 maart 2012 viermaal een keerbeweging heeft gemaakt in de haven van de gemeente Meppel. In geschil is of de heffingsambtenaar terecht een naheffingsaanslag binnenhavengeld heeft opgelegd.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 19 januari 2017, 15/01523, V-N Vandaag 2017/170) oordeelt dat X met haar keerbewegingen gebruik heeft gemaakt van de haven in de gemeente Meppel. Daarmee heeft een van de belastbare feiten voor de binnenhavengelden zich voorgedaan. Het hof oordeelt dat de haven mede de bestemming heeft schepen te laten keren. Bij het keren is dus sprake van gebruik van de haven overeenkomstig de bestemming. Dat pleziervaartuigen geen binnenhavengelden hoeven te betalen, leidt volgens het hof niet tot schending van het gelijkheidsbeginsel. Er is geen sprake van gelijke gevallen. Het tarief voor de binnenhavengelden leidt niet tot een onredelijke of willekeurige belastingheffing. Tenslotte is ook de opbrengstnorm niet geschonden. Het hoger beroep van X is ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229b

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

Editie: 18 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen