Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X op grond van de Nederlandse wetgeving in beginsel geen recht heeft op aftrek van de specifieke zorgkosten, omdat zij geen kwalificerende buitenlands belastingplichtige is. Op grond van de Schumacker-rechtspraak verleent de rechtbank nog wel een aftrek.
X heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in Duitsland. Zij geniet een AOW-uitkering (€ 14.978) en een pensioenuitkering van een pensioenfonds (€ 11.194). Ook geniet zij nog een Duitse ‘Mütterrente’ (€ 880). In haar IB-aangifte 2018 brengt X € 19.592 aan specifieke zorgkosten in aftrek. De inspecteur accepteert deze aftrek niet omdat X volgens hem geen kwalificerend buitenlands belastingplichtige is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X op grond van de Nederlandse wetgeving in beginsel geen recht heeft op aftrek van de specifieke zorgkosten. X is niet aan te merken als kwalificerende buitenlands belastingplichtige. Het in Nederland aan de IB-heffing onderworpen inkomen van X is namelijk minder dan 90%. Dat de AOW slechts € 22 minder is dan de grens van € 15.000 van art. 7.8 lid 6 Wet IB 2001, is niet van belang. Vervolgens onderzoekt de rechtbank of X op grond van het EU-recht en de Schumacker-rechtspraak recht heeft op aftrek. De rechtbank hanteert hierbij het stappenplan van Hof 's-Hertogenbosch (18 mei 2022, 21/00740, V-N Vandaag 2022/1243). Volgens de rechtbank is het in Duitsland in aanmerking te nemen inkomen onvoldoende om alle in Duitsland geldende tegemoetkomingen die verband houden met de persoonlijke en gezinssituatie in aanmerking te nemen. De rechtbank verleent een aftrek van € 8106 in verband met de specifieke zorgkosten.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 21bis
Wet inkomstenbelasting 2001 7.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 13 juni