Belanghebbende, X, drijft in het jaar 2002 een agrarische onderneming in de vorm van een vennootschap onder firma met zijn broer en vader (hierna: de vof). Op 1 maart 2002 heeft de vof een tot het ondernemingsvermogen behorend perceel cultuurgrond verkocht aan de broer van X. In hun aangiften IB/PVV voor het jaar 2002 hebben de broer en de vader van X voor de boekwinst uit de verkoop van het perceel een beroep gedaan op de landbouwvrijstelling. Op 22 oktober 2004, respectievelijk 16 augustus 2005, heeft de inspecteur aan hen aanslagen IB/PVV over het jaar 2002 opgelegd conform hun aangiften. In zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2002 heeft X, evenals zijn broer en zijn vader, voor zijn aandeel in de boekwinst op het perceel een beroep gedaan op de landbouwvrijstelling. Bij het vaststellen van de aanslag heeft de inspecteur de landbouwvrijstelling niet geaccepteerd. Hij heeft voorts aan de broer en vader van X navorderingsaanslagen over het jaar 2002 opgelegd voor hun aandeel in de boekwinst op het perceel. Nadat hiertegen bezwaar was gemaakt, heeft de inspecteur deze navorderingsaanslagen verminderd tot nihil, omdat het voor navordering vereiste nieuwe feit ontbrak. X komt in beroep. Rechtbank Arnhem honoreert het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel. De inspecteur gaat in hoger beroep. Het hof verwerpt het beroep van X op de meerderheidsregel. X komt in cassatie.
De Hoge Raad overweegt dat - gelet op het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 8 maart 2006, nr. CPP2005/3338M, BNB 2006/197 - met vrucht een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan worden gedaan door agrarische ondernemers, die gelijk wensen te worden behandeld als agrarische ondernemers die uiterlijk per 31 december 2005 de tot het ondernemingsvermogen behorende woning naar het privévermogen overbrachten. De stukken van het geding laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat het bedrag waarop de inspecteur de landbouwvrijstelling niet van toepassing achtte, geheel bestaat uit het verschil tussen de WEVAB cultuurgrond en de WEVAB bouwgrond. Het beroep in cassatie is gegrond. De uitspraak van het hof kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 25 januari