Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat een uitlating van het bestuursorgaan die is gedaan na het einde van de bezwaartermijn nooit vertrouwen kan wekken over de ontvankelijkheid van het bezwaar.

X maakt bezwaar tegen aanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet met boete- en belastingrentebeschikkingen. De inspecteur verklaart het bezwaar op 4 januari 2017 niet-ontvankelijk. De inspecteur vat het bezwaar ook op als verzoek om ambtshalve vermindering en wijst dit verzoek af. Tegen deze laatste beslissing maakt X bezwaar. Dat bezwaar komt bij de inspecteur binnen op 15 juli 2019. In geschil is of de inspecteur dat bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat een uitlating van het bestuursorgaan die is gedaan na het einde van de bezwaartermijn nooit vertrouwen kan wekken over de ontvankelijkheid van het bezwaar. Een dergelijke uitlating kan immers niet bewerkstelligen dat een inmiddels plaatsgehad hebbende niet-verschoonbare termijnoverschrijding alsnog verschoonbaar wordt (HR 2 november 2001, V-N 2001/58.4). In dit geval is de uitlating waaraan X vertrouwen meent te ontlenen gedaan in juli 2019. De bezwaartermijn is aangevangen op 5 januari 2017. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond en laat de niet-ontvankelijkverklaring in stand.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 27 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen