Hof Amsterdam oordeelt dat X geen voorziening kan vormen in verband met de toepassing van de globalisatieregeling. Het voordeel dat X geniet ten opzichte van toepassing van de goederenmargeregeling is direct belast.
X handelt in kunstvoorwerpen. Sinds 1995 maakt hij voor de berekening van de af te dragen btw gebruik van de globalisatieregeling. In zijn IB-aangifte voor het jaar 2005 neemt X een voorziening op van € 125.945 in verband met de toepassing van de globalisatieregeling. X stelt zich hierbij op het standpunt dat het is toegestaan om bij toepassing van de globalisatieregeling een voorziening te vormen voor met de voorraad goederen verband houdende btw die in verband met de verkoop van die goederen in de toekomst dient te worden afgedragen. Hieraan doet volgens X niet af dat deze afdracht bij toepassing van de globalisatieregeling eerst in de toekomst dient plaats te vinden.Hof Amsterdam oordeelt dat X geen voorziening kan vormen in verband met de toepassing van de globalisatieregeling. Het hof overweegt hierbij dat bij toepassing van de globalisatieregeling geen specifiek verband aanwezig is tussen de voorraad goederen die op de balans staat en de verschuldigde btw. Verder wijst het hof er op dat het voordeel dat X geniet ten opzichte van toepassing van de goederenmargeregeling in beginsel behoort tot de winst van het jaar waarin zich dat voordeel voordoet. Het is niet mogelijk om voor dit voordeel een voorziening te vormen.

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 1 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen