Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inhoudelijke behandeling van de BPM-zaak terecht achterwege is gebleven. Mocht de vereenvoudigde afdoening van een beroep al op gespannen voet staan met het internationale recht, dan maakt de verzetsprocedure dit weer goed. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X bv maakt bezwaar tegen de voldoening van BPM. Rechtbank Den Haag verklaart het beroep zonder zitting kennelijk ongegrond. Er is namelijk niet gesteld en ook niet gebleken dat X bv voor de betreffende auto teveel BPM heeft betaald. X bv herhaalt in verzet dat in bezwaar de hoorplicht is geschonden en dat inmiddels ook de redelijke termijn is overschreden.
Rechtbank Den Haag (V-N Vandaag 2020/2614) oordeelt dat de inhoudelijke behandeling terecht achterwege is gebleven. Partijen verschillen namelijk niet van mening over de feiten, maar slechts over de vraag of de BPM-heffing in overeenstemming is met het EU-recht en over de bewijslastverdeling. Ter zake van het geschil komt de inspecteur geen beleidsvrijheid toe. Terugwijzing naar de inspecteur was niet opportuun en daarom kon zelf in de zaak worden voorzien. Mocht de vereenvoudigde afdoening van een beroep al op gespannen voet staan met het internationale recht, dan maakt de verzetsprocedure dit weer goed. Het verzet van X bv is ongegrond. X bv krijgt wegens het overschrijden van de redelijke termijn wel een immateriële schadevergoeding van € 500 en een proceskostenvergoeding van € 262.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:55
Algemene wet bestuursrecht 8:54
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 30 juni