X verkrijgt in 2017 het eigendomsrecht van een voormalig kazerne. De kazerne is rond 1896 gebouwd en is tot 1993 in gebruik geweest als verblijfsruimte (met slaap- en woonruimtes, keukens en badruimtes) voor militairen. De overige 10% was voor andere doeleinden, zoals opleiding, ontspanning en opslag. Nadien is in de kazerne een museum en twee archiefdepots gevestigd. Daarbij zijn weliswaar wanden verwijderd maar de aard van het gebouw bleef ongewijzigd. In geschil is of de verkrijging van de kazerne als verkrijging van een woning kan worden aangemerkt waardoor het verlaagde tarief van 2% kan worden toegepast. Volgens X is het oorspronkelijke doel van de kazerne bewoning waardoor het als woning moet worden aangemerkt en het verlaagd tarief van toepassing is. De inspecteur is echter van oordeel dat de bouwkundige aard van de onroerende zaak doorslaggevend is, er is geen sprake van een woning.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat het doel waarvoor de kazerne oorspronkelijk is ontworpen en gebouwd, bewoning door militairen is. De kazerne beschikte namelijk van aanvang af over was-, douche- en toiletruimten en kookgelegenheid en vormde voor militairen gedurende langere tijd hun vaste verblijfplaats. X heeft aangetoond dat de oorspronkelijke functie van de kazerne het bieden van woonruimte aan militairen was en dat de militairen er ook daadwerkelijk woonden. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 24 april