Hof Amsterdam oordeelt dat de kosten voor vermeend geleden schade niet in aftrek kunnen worden gebracht op de winst van een onderneming. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

X drijft een eenmanszaak en verricht in die hoedanigheid IT-diensten. Daarnaast treedt X op als tolk Hongaars. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur navorderingsaanslagen IB/PVV 2014 en 2015 op. Daarnaast corrigeert hij de aangiften 2016 en 2017, omdat X niet elk jaar een schadevergoeding van € 24.000 ten laste van zijn winst kan brengen. X is van mening dat die kosten voortkomen uit schade die hij heeft geleden als gevolg van de handelswijze van Roemenië, waar hij als gevolg van zijn Nederlandse nationaliteit wordt gediscrimineerd en zijn werk als tolk niet naar behoren kan uitoefenen. In hoger beroep is in geschil of X het bedrag als geleden schade ten laste van de winst mag brengen.

Hof Amsterdam (V-N 2023/32.1.1) oordeelt dat bij de heffing van IB alleen uitgaven ten behoeve van de onderneming in mindering kunnen komen op de winst. X maakt onvoldoende aannemelijk dat dit bij de vermeend geleden schade het geval is. Het hof bevestigt de rechtbankuitspraak. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 7 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

279

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen