Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur met de door hem opgestelde vermogensvergelijking aannemelijk maakt dat de heer X veel meer inkomsten heeft gehad dan in zijn IB-aangifte is opgegeven.

Belanghebbende, de heer X, woont samen met partner en kind. De partner heeft geen inkomsten. X heeft een eenmanszaak. Volgens de IB-aangifte over dat jaar is zijn belastbaar inkomen uit werk en woning € 2.852. De aanslagen (IB/PVV en ZVW) zijn opgelegd conform deze aangifte. Naar aanleiding van een strafprocedure over de betrokkenheid van X bij grootschalige hennepteelt start de inspecteur een onderzoek. De inspecteur maakt een vermogensvergelijking en concludeert dat X in 2010 maandelijks € 1.250 meer inkomsten moet hebben gehad. In geschil zijn de navorderingsaanslagen over dat jaar en de vergrijpboete.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur met de door hem opgestelde vermogensvergelijking aannemelijk maakt dat X veel meer inkomsten heeft gehad dan in zijn aangifte is opgegeven. X heeft niet de vereiste aangifte gedaan, zodat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. De vermogensvergelijking berust op juiste uitgangspunten en de daarop gebaseerde schatting van de verzwegen inkomsten is dus redelijk. Aangezien de redelijke termijn met bijna één jaar is overschreden, wordt de boete gematigd met 10% tot € 2.253. Het beroep van X is slechts in zoverre gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 18 juli

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen