Hof Den Haag oordeelt dat het verplichte gebruik van de WOZ-waarde 2011 voor de erfbelasting in het onderhavige geval niet leidt tot een op individueel niveau ongerechtvaardigde inbreuk op het eigendomsrecht. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Erflaatster komt in 2011 te overlijden. Tot haar nalatenschap behoort een woning waarvan de WOZ-waarde 2011 door de gemeente is vastgesteld op € 850.000. De woning wordt in december 2012 verkocht voor een bedrag van € 500.000. Belanghebbende, X, is een van de erfgenamen. Zij is het er niet mee eens dat de woning voor de erfbelasting in aanmerking wordt genomen tegen de WOZ-waarde 2011, die een stuk hoger ligt dan de eigen verkoopprijs van de woning.

Hof Den Haag (MK I, 30 september 2015, BK-14/01531, V-N Vandaag 2015/2157) oordeelt dat het verplichte gebruik van de WOZ-waarde 2011 voor de erfbelasting in het onderhavige geval niet leidt tot een op individueel niveau ongerechtvaardigde inbreuk op het eigendomsrecht. Het hof overweegt dat van een stapeling van forfaits als in HR 3 april 2105, nr. 13/04247, V-N 2015/19.13 geen sprake is, zodat het arrest HR 21 februari 2014, nr. 13/00455, BNB 2014/126 leidend blijft met betrekking tot de vraag of de regeling van art. 21 lid 5 SW 1956 verenigbaar is met art. 1 Eerste Protocol EVRM. Het hof is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een buitensporige last, wanneer wordt gekeken naar de extra verschuldigde belasting (afgezet tegen de totale waarde van de verkrijging).

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 21 lid 5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 8 juli

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen