Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het verzamelinkomen voor de berekening van het  algemene heffingskorting niet mag worden opgeknipt in een periode vóór en na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

Belanghebbende, X, bereikt op 7 november 2020 de pensioengerechtigde leeftijd en ontvangt sindsdien een AOW-uitkering. In geschil is de aanslag IB/PVV 2020, meer specifiek de hoogte van de algemene heffingskorting en de ouderenkorting in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd op 7 november 2020.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X geen recht heeft op de ouderenkorting omdat uit de berekening aan de hand van het verzamelinkomen een negatief bedrag volgt. Daarnaast heeft X na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen premies voor de ouderdomsverzekering betaald, als gevolg waarvan de algemene heffingskorting lager uitvalt. Bij de berekening van de algemene heffingskorting dient men rekening te houden met het belastbare inkomen uit werk en woning. Hierbij is het niet de bedoeling het verzamelinkomen op te knippen in een periode vóór en na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 8.4

Wet inkomstenbelasting 2001 8.10

Wet inkomstenbelasting 2001 8.17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 5 januari

70

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen