De Hoge Raad oordeelt dat de verzendrapporten van de inspecteur tekortschieten als bewijs van verzending omdat daaruit niet duidelijk wordt of de aanslagen aan het postvervoerbedrijf zijn aangeboden.

X is het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen aanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet. Rechtbank Den Haag laat echter de niet-ontvankelijkverklaring in stand. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslagen naar het juiste adres zijn verzonden. In verzet blijft dit oordeel in stand, waarna X in cassatie gaat.

De Hoge Raad oordeelt dat de verzendrapporten van de inspecteur tekortschieten als bewijs van verzending omdat daaruit niet duidelijk wordt of de aanslagen aan het postvervoerbedrijf zijn aangeboden. Als verzending van het aanslagbiljet door de belanghebbende wordt betwist, moet de inspecteur niet alleen aannemelijk maken dat de aanslag naar het juiste adres is verzonden, maar ook aan welk postvervoerbedrijf die aanslag voor verzending is aangeboden (HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:875, V-N 2022/27.15). De verzendrapporten van de inspecteur maken niet duidelijk of de aanslagen ter verzending zijn aangeboden aan PostNL of aan Sandd. Dat betekent dat Rechtbank Den Haag het verzet van X ten onrechte ongegrond heeft verklaard. De Hoge Raad verklaart het verzet alsnog gegrond; de rechtbank dient het onderzoek voort te zetten in de stand waarin het zich bevond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Algemene wet bestuursrecht 3:41

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 23 januari

Carrousel: Carrousel

173

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen