Rechtbank Den Haag oordeelt dat er geen gedoogplicht bestaat die aan de heffing van precariobelasting in de weg staat.

X bv is beheerder van een elektriciteits- en gasnetwerk binnen de gemeente Hulst. In geschil is of aan haar terecht een aanslag precariobelasting 2015 is opgelegd. X bv stelt dat de gemeente een gedoogplicht jegens haar heeft welke in de weg staat aan de heffing van precariobelasting. Hiertoe verwijst X bv naar de met de gemeente gesloten privaatrechtelijke overeenkomsten.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat er geen gedoogplicht bestaat die aan de precariobelasting in de weg staat. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomsten waaruit de gedoogplicht volgens X bv zou volgen, slechts betrekking hebben op de activiteiten/werkzaamheden ten aanzien van leidingen en aansluitingen en niet mede het ‘hebben' van deze leidingen en aansluitingen omvat. Voor het bestaan van een gedoogplicht kan X bv zich ook niet met succes beroepen op een bepaling in een oprichtingsakte uit 1990. Het beroep van X bv op schending van het vertrouwensbeginsel faalt, nu de enkele omstandigheid dat in de gemeentelijke verordening over een reeks van jaren een vrijstelling voor precarioheffing was vastgelegd, er niet toe kan leiden dat de gemeente ervan had behoren af te zien alsnog precarioheffing voor kabels en leidingen in de verordening voor het jaar 2015 op te nemen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 228

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 13 december

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen