Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de onroerende zaak niet is aan te merken als een woning. Door de ingrepen die er aan zijn gepleegd, heeft de onroerende zaak de oorspronkelijke aard van onderwijsgebouw namelijk niet verloren.

Belanghebbende, X, koopt in 2013 een onroerende zaak van F bv. De onroerende zaak was daarvoor in gebruik bij en eigendom van de Universiteit van Amsterdam. Ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst wordt de onroerende zaak tijdelijk bewoond (anti-kraak). Bij de oplevering is er sprake van een casco onroerende zaak, zonder keuken, badkamer, technische installaties, aan- en afvoerleidingen of bedradingen. X is van mening dat hij slechts 2% aan overdrachtsbelasting hoeft te betalen.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de onroerende zaak niet is aan te merken als een woning. Volgens de rechtbank heeft de onroerende zaak, door de ingrepen die er aan zijn gepleegd, de oorspronkelijke aard van onderwijsgebouw namelijk niet verloren. De ingrepen die F bv heeft verricht aan de onroerende zaak zijn dusdanig gering dat niet gezegd kan worden dat er sprake is van een verbouwing die tot gevolg heeft gehad dat de aard van de onroerende zaak is gewijzigd. De rechtbank verwijst hierbij naar de arresten van de Hoge Raad van 24 februari 2017. Uit deze arresten blijkt dat bij de beantwoording van de vraag of een onroerende zaak als woning moet worden aangemerkt, een zo objectief mogelijke maatstaf moet worden toegepast. Daarvoor is het doel waarvoor de onroerende zaak oorspronkelijk is ontworpen en gebouwd van belang. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 21 april

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen