Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht een btw-naheffingsaanslag heeft opgelegd. X bv heeft in 2010 namelijk alleen maar een vrijgestelde prestatie verricht.

Belanghebbende, X bv, koopt en verkoopt onroerende zaken en bemiddelt daar ook bij. In 2010 is de enige prestatie van X bv de verkoop van een onroerende zaak. In 2011 ziet X bv af van de aankoop van een onroerende zaak, waarvoor zij een vergoeding van € 625.000 ontvangt. Verder verkoopt X bv haar belang in A nv. Hierbij realiseert X bv een opbrengst van € 550.000. In haar OB-aangiften brengt X bv al haar in rekening gebrachte btw in aftrek. De inspecteur legt een btw-naheffingsaanslag op aan X bv. Volgens de inspecteur is de btw over 2010 namelijk niet aftrekbaar, en de btw over 2011 slechts gedeeltelijk.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht de btw-naheffingsaanslag heeft opgelegd. Ten aanzien van de btw over 2010 wijst de rechtbank er op dat X bv in dat jaar alleen maar een vrijgestelde prestatie heeft verricht, zodat de btw niet aftrekbaar is. Over de btw-aftrek voor het jaar 2011 merkt de rechtbank op dat de aandelenoverdracht en het aandelenbezit niet-economische activiteiten zijn waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat. Volgens de rechtbank had de inspecteur de aan de aandelenoverdracht toerekenbare voorbelasting dan moeten vaststellen op basis van een pre pro rata. Vervolgens stelt de rechtbank echter vast dat de door de inspecteur gehanteerde handelwijze tot dezelfde mate van aftrek van voorbelasting leidt. De aanslag blijft dan ook in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 21 april

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen