De heer X dient op 30 december 2009 een 'Verklaring vrijwillige verbetering Buitenlands vermogen' in. X verklaart hierin gerechtigd te zijn geweest tot bankrekeningen in Zwitserland, Luxemburg en Oostenrijk. Reeds op 31 december 2009 legt de inspecteur een VB-navorderingsaanslag over 1998 op naar een geschat bedrag. Vanaf januari 2010 verzoekt de inspecteur steeds om nadere inlichtingen. In geschil is of de inspecteur door het met de verlengde navorderingstermijn opleggen van de latere navorderingsaanslagen voldoende voortvarend heeft gehandeld. Volgens Rechtbank Noord-Holland is voldoende voortvarend gehandeld, aangezien de inspecteur vanaf 30 december 2009 tot medio 2011 continu bezig is geweest met het vergaren van informatie die nodig was voor het vaststellen van de aanslagen. De gemachtigde van X verstrekte kennelijk bewust niet alle informatie, waardoor steeds weer verder onderzoek nodig was. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij vanaf eind maart 2010 tot het opleggen van de nog in geschil zijnde navorderingsaanslagen van 5 augustus 2011 de inspecteur alle gevraagde informatie heeft verstrekt die nodig was voor het vaststellen van materieel juiste aanslagen. Zo is nog steeds niet duidelijk wat de herkomst van het vermogen is geweest en wanneer de stortingen en opnamen hebben plaatsgevonden. De werkwijze van de inspecteur en het met X gevoerde overleg was niet ondoelmatig of inefficiënt. De inspecteur heeft na zijn brief van 29 maart 2010 op geen enkel moment langer dan zes maanden stil gezeten. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 25 april