De Hoge Raad oordeelt dat de omstandigheid dat de gemeente het gft-afval niet afzonderlijk inzamelt een gedeeltelijke schending van de inzamelplicht is, maar dat dit niet meebrengt dat geen afvalstoffenheffing verschuldigd is voor de ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen.

Belanghebbende, X, is het niet eens met de aanslag afvalstoffenheffing die de gemeente haar heeft opgelegd.

De Hoge Raad oordeelt dat de omstandigheid dat de gemeente het gft-afval niet afzonderlijk inzamelt een gedeeltelijke schending van de inzamelplicht is, maar dat dit niet meebrengt dat geen afvalstoffenheffing verschuldigd is voor de ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen. De Hoge Raad overweegt, in afwijking van het hof, dat de vraag of de verordening onverbindend moet worden verklaard wegens schending van de inzamelplicht in volle omvang aan de belastingrechter ter beoordeling staat. Tot cassatie kan dit echter niet leiden. Het staat immers vast dat de gemeente alle bij het perceel van X aangeboden huishoudelijke afvalstoffen wekelijks heeft ingezameld. Derhalve heeft de gemeente wel voldaan aan haar plicht tot inzameling van alle huishoudelijke afvalstoffen, zij het met betrekking tot het gft-afval niet op de voorgeschreven wijze. Deze schending van art. 10.21 Wm is van onvoldoende gewicht om de verordening onverbindend te verklaren. De aanslag blijft derhalve in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet milieubeheer 15.33

Wet milieubeheer 10.26

Wet milieubeheer 10.21

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

Editie: 25 april

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen