X staakt in 2019 zijn eenmanszaak, die is ingebracht in een VOF. Tot het ondernemingsvermogen behoort ook een stuk grond dat niet is ingebracht. Dit perceel is verkocht aan zijn dochter en schoonzoon. In augustus 2019 is door de gemeente een principeverzoek goedgekeurd dat woningbouw op het perceel mogelijk maakt. Ten aanzien van de verkoopwinst doet X een beroep op de landbouwvrijstelling. Volgens hem is de waarde in het economische verkeer (WEV) gelijk is aan de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming (WEVAB). Volgens de inspecteur is de WEVAB € 32.000. In geschil is of de aldus belaste boekwinst € 33.000 is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de WEV hoger is dan de WEVAB, omdat de waarde van grond met een agrarische bestemming lager is dan de waarde van grond waarop woningbouw is toegestaan. Zowel de inspecteur als X maken de WEV niet aannemelijk, ondanks het overleggen van gedegen taxaties. De WEV wordt daarom in goede justitie bepaald op € 49.520, zodat de winstcorrectie uitkomt op € 17.520.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.12
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 16 september
Informatiesoort: VN Vandaag