Hof Amsterdam beslist dat gelet op het zeer geringe belang en het feit dat het procesmatig volstond te wijzen op het ingediende beroepschrift en het daarnaast verzochte uitstel van betaling, de wegingsfactor ter zake van de bezwaarkostenvergoeding terecht op 0,25 is vastgesteld.

Aan belanghebbende (X) worden navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2012-2014 opgelegd. Het bezwaar daartegen wordt afgewezen en X gaat in beroep. Daarbij verzoekt X de ontvanger om uitstel van betaling. De ontvanger maant op dezelfde dag evenwel X de aanslagen te betalen en brengt driemaal aanmaningskosten ad € 16 in rekening. In bezwaar vermindert de ontvanger de aanmaningskosten tot nihil. X ontvangt een bezwaarkostenvergoeding van € 63,50 waarbij een wegingsfactor van 0,25 is gehanteerd.

Hof Amsterdam is het met Rechtbank Noord-Holland eens dat de wegingsfactor juist is vastgesteld op 0,25. In het door X genoemde arrest van de Hoge Raad van 20 september 2019, BNB 2019/169 is niet slechts de wegingsfactor ter zake van een bezwaarkostenvergoeding in een geschil omtrent de rechtmatigheid van aanmaningskosten in geding. Ook is geen sprake van 3 afzonderlijke of als zodanig aan te merken bezwaarschriften. Er is evenmin sprake van willekeur in relatie tot vergelijkbare andere casus.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 3:4

Besluit proceskosten bestuursrecht 1

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 23 januari

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen