Hof Den Haag komt tot een ander oordeel dan de rechtbank met betrekking tot de gedoogplicht van de gemeente voor kabels in gemeentegrond. Er is volgens het hof een gedoogplicht die aan de heffing van precariobelasting in de weg staat. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X bv is beheerder van een elektriciteits- en gasnetwerk binnen de gemeente Hulst. In geschil is of aan haar terecht een aanslag precariobelasting 2015 is opgelegd. X bv stelt dat de gemeente een gedoogplicht jegens haar heeft die in de weg staat aan de heffing van precariobelasting. Hiertoe verwijst X bv naar de met de gemeente gesloten privaatrechtelijke overeenkomsten. Rechtbank Den Haag oordeelt dat er geen gedoogplicht bestaat die aan de precariobelasting in de weg staat. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomsten waaruit de gedoogplicht volgens X bv zou volgen, slechts betrekking hebben op de activiteiten/werkzaamheden ten aanzien van leidingen en aansluitingen, en dat die niet mede het ‘hebben’ van deze leidingen en aansluitingen omvatten.

Hof Den Haag (MK I, 26 september 2017, BK-16/00583, V-N Vandaag 2017/2268) komt tot een ander oordeel dan de rechtbank met betrekking tot de gedoogplicht van de gemeente voor de kabels. Hoewel het louter “hebben” van de leidingen respectievelijk de verlichtingsinfrastructuur niet expliciet in de overeenkomsten is genoemd, legt het hof de overeenkomsten zo uit dat de gemeente ook het “hebben” van deze leidingen respectievelijk de infrastructurele voorzieningen moet toestaan. Het hof vermindert de aanslag precariobelasting van € 544.695 naar € 23.895.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 228

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 september

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen