Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aanslagen IB/PVV en Zvw voor het jaar 2020 niet tot te hoge bedragen zijn vastgesteld en dat geen schending van het hoor- en inzagerecht heeft plaatsgevonden.
X maakt bezwaar tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw voor het jaar 2020, omdat de partneralimentatie volgens X voor een te hoog bedrag in de heffing is betrokken. De inspecteur verklaart het bezwaar gegrond en vermindert de aanslagen. X stelt echter dat een schending van het hoor- en inzagerecht heeft plaatsgevonden en dat ten onrechte een afspraak voor het jaar 2021 wordt tegengeworpen. De inspecteur erkent dat er geen afspraak is gemaakt voor 2021, maar is van mening dat de kwestie over 2021 niet relevant is voor de aanslagen van 2020. In geschil is of de aanslagen IB/PVV en Zvw voor het jaar 2020 te hoog zijn en of sprake is van schending van het hoor- en inzagerecht.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aanslagen IB/PVV en Zvw voor het jaar 2020 niet tot te hoge bedragen zijn vastgesteld en dat geen schending van het hoor- en inzagerecht heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt dat de argumenten van X met betrekking tot het jaar 2021 buiten de reikwijdte van de huidige procedure vallen. De aanslagen blijven in stand. Wel wordt de inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan X vanwege de verwarring rondom het standpunt voor het jaar 2021.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:4
Algemene wet bestuursrecht 7:3
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 26 maart
Informatiesoort: VN Vandaag