Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de erfgenamen niet aannemelijk maken dat de activiteiten die ten aanzien van de kerk sinds de aanschaf zijn verricht, meer dan normaal vermogensbeheer vormen. De kerk behoort niet tot het ondernemingsvermogen in de zin van art. 4.17a lid 1 Wet IB 2001. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Vader houdt de aandelen in Q bv die de aandelen houdt in A bv. A bv heeft in 1996 een kerk gekocht om deze te ontwikkelen. Vader overlijdt in 2016. Zijn zoon en dochter zijn zijn erfgenamen. In 2016 staat de kerk als voorraad op de balans van A bv. In de IB-aangifte 2016 verzoeken de erfgenamen om toepassing van de doorschuifregeling van art. 4.17a Wet IB 2001. De inspecteur wijst dit verzoek af, omdat volgens hem de kerk niet als ondernemingsvermogen is aan te merken. Verder kunnen de door Q bv aangehouden liquide middelen ook niet als ondernemingsvermogen worden aangemerkt. De inspecteur houdt daarom rekening met een box 2-inkomen van € 765.458.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2022/21.1.2) oordeelt dat de erfgenamen niet aannemelijk maken dat de activiteiten die ten aanzien van de kerk sinds de aanschaf zijn verricht, meer dan normaal vermogensbeheer vormen. De intentie en zoektocht naar een partner die mogelijk samen met A bv in een ontwikkelingsproject zou willen participeren, waardoor de kerk binnen het samenwerkingsverband zou kunnen worden ontwikkeld, maken dit niet anders. Verder is niet aannemelijk geworden dat A bv voor eigen rekening en risico een voorgenomen ontwikkelingstraject wenste in te gaan. Het hof wijst daarbij op een overeenkomst uit 2016, waaruit zonneklaar blijkt dat het de intentie van partijen was dat A bv de kerk zou verkopen aan een derde en deze derde de kerk voor haar rekening en risico zou gaan ontwikkelen en de uitvoering daarvan ter hand zou nemen. De kerk behoort niet tot het ondernemingsvermogen in de zin van art. 4.17a lid 1 Wet IB 2001. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Lees ook het thema Doorschuiffaciliteiten.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.17a

Wet inkomstenbelasting 2001 4.16

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 14 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

242

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen