Rechtbank Den Haag oordeelt dat een afvalwaterzuiveringsinstallatie voor stedelijk afvalwater voor de Wet WOZ een uitgezonderd object is ondanks de exploitatie ervan niet door het hoogheemraadschap maar door een derde. 

Belanghebbende, het Hoogheemraadschap van Delfland, is eigenaar van een afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) met bijbehorende gebouwen, installaties, infrastructuur en perceel. Zij heeft de installatie tot begin december 2033 in gebruik gegeven aan een derde. In geschil is of de gemeente Midden-Delfland bij de WOZ-waardering van de AWZI terecht geen rekening heeft gehouden met art. 2 lid 1 onderdeel h van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ. Deze bepaling schrijft voor dat bij de waardebepaling buiten aanmerking wordt gelaten de waarde van werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat een afvalwaterzuiveringsinstallatie voor stedelijk afvalwater voor de Wet WOZ een uitgezonderd object is ondanks de exploitatie ervan niet door het hoogheemraadschap maar door een derde. De rechtbank overweegt dat na de overdracht van de exploitatie van de AWZI de zorg en verantwoordelijkheid voor de zuivering van afvalwater blijft berusten bij het hoogheemraadschap. De AWZI valt onder de uitzonderingsbepaling van art. 2 lid 1 onderdeel h van de uitvoeringsregeling. Volgens de rechtbank geldt dit voor het gehele object, zodat de WOZ-waarden moeten worden verlaagd van ruim € 200 miljoen naar nihil en de aanslagen OZB eigenarenbelasting vernietigd moeten worden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2-1-h

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 6 december

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen