Hof Den Haag beslist dat X geen recht heeft op giftenaftrek vanwege het afzien van vrijwilligersvergoedingen. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel recht heeft op de uitbetaling de vrijwilligersvergoedingen door de stichtingen.

X is in het jaar 2012 als vrijwilliger werkzaam geweest bij de Stichting A en bij Stichting B (hierna: de Stichtingen). Het betreft ANBI's. In zijn aangifte ib/pvv 2012 claimt X een giftenaftrek van € 3000. De giften bestaan uit het afzien van door de Stichtingen aan hem verschuldigde vrijwilligersvergoedingen (2 x € 1500). De inspecteur accepteert de aftrek niet. X komt uiteindelijk in hoger beroep.

Volgens Hof Den Haag heeft de inspecteur de giftenaftrek terecht geweigerd. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij aanspraak kon maken op uitbetaling van de vrijwilligersvergoedingen door de Stichtingen en dat hij de vrijheid had om over de vergoedingen te beschikken. De door X aangehaalde brieven van de Stichtingen betreffen achteraf opgemaakte, schriftelijke vastleggingen van eerder door de besturen van de Stichtingen met X mondeling gesloten overeenkomsten, waarbij elk van de Stichtingen X een jaarlijkse vergoeding van € 1500 heeft toegekend en X van zijn recht op deze vergoedingen afstand heeft gedaan. Uit de brieven volgt dat de toekenning van de vrijwilligersvergoeding en het afstand doen ervan in onderlinge samenhang en gelijktijdig hebben plaatsgevonden. Het hof vindt het dan ook niet aannemelijk dat de Stichtingen de intentie hebben gehad X de vergoedingen onvoorwaardelijk uit te keren noch dat X op enig moment de uitkering van de vergoedingen heeft kunnen afdwingen en/of in vrijheid over de vergoedingen heeft kunnen beschikken. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 2 juni

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen